Veelgestelde vragen

Wanneer kan ik de Datahub gaan gebruiken?

De Datahub, bestaande uit de Research Applicatie en de Dataset Browser, is momenteel in ontwikkeling. De applicaties kunnen echter al worden bezocht en gebruikt. Het is wel waarschijnlijk dat je in de huidige staat van de Datahub tegen bugs en fouten aanloopt, dus houd hier alsjeblieft rekening mee terwijl je door het platform navigeert. In het begin van het tweede kwartaal van 2024 lanceert het team de eerste echte versie van de hub.

Welke informatie vind ik in de Datahub?

In de Datahub zijn collecties doorzoekbaar met (informatie over) objecten die vallen binnen de volgende criteria:

  • Ze zijn vervaardigd en/of verworven in Nederlandse handelsposten en koloniën;
  • Ze zijn vervaardigd en/of verworven in handelsposten, koloniën en mandaatgebieden van andere moderne koloniale mogendheden;
  • Ze zijn verworven buiten bovengenoemde gebieden maar in een context of als gevolg van koloniaal ongelijkwaardige machtsverhoudingen;
  • Ze zijn verworven na de formele dekolonisatie, maar met een vermoedelijke eerdere geschiedenis van vervaardiging en/of verwerving in een koloniale context.

Naast objecten uit een koloniale context worden er in Nederland ook objecten bewaard met een koloniale context. Dit zijn objecten die niet in de gekoloniseerde wereld zijn gemaakt, maar er wel naar verwijzen, bijvoorbeeld via het materiaal, via de afgebeelde personen en landschappen, de stijl en beeldtaal waarin ze zijn vervaardigd of de functies die ze hadden. Het is niet het doel van de Datahub om ook deze objecten weer te geven.

**Wat zijn Nederlandse koloniën en handelsposten?

De Nederlandse koloniale invloed is in de loop van bijna vier eeuwen sterk veranderd. De volgende gebieden hebben deel uitgemaakt van het 'Nederlandse Rijk'.

  • 1598-1872: Ghana (Nederlandse Goudkust)
  • 1603-1945: Indonesië (Nederlands-Indië)
  • 1614-1664: De Verenigde Staten van Amerika - New York, New Jersey, Delaware (Nieuw-Nederland)
  • 1616-1815: Guyana - Essequibo, Demerara, Berbice
  • 1624-1662: Taiwan (Formosa)
  • 1630-1654: Brazilië - Pernambuco (Nederlands-Brazilië)
  • 1638-1710: Mauritius
  • 1640-1796: Sri Lanka (Ceylon)
  • 1641-1825: Maleisië - Malakka
  • 1652-1806: Zuid-Afrika (Kaapkolonie)
  • 1664-1975: Suriname

Een meer volledige lijst van voormalige Nederlandse koloniën en handelsposten is te vinden op pagina 127 en 128 van Koloniale collecties en erkenning van onrecht.

Wat is 'Opacity'?

Objecten of collecties kunnen verworven zijn door een enkele ruil, door aankoop of militaire plundering, maar ze zijn, net als hun archieven, verspreid over verschillende instellingen. Als zodanig zijn ze minder toegankelijk of leesbaar voor iemand buiten collectiebeherende instellingen.

Belangrijk is dat deze ontoegankelijkheid leidt tot een probleem van ondoorzichtigheid: wat opgenomen is in of uitgesloten is van de categorie koloniale collecties, en hoe de archieven toegankelijk zijn, is niet helemaal duidelijk, zelfs voor de ervaren onderzoekers.

We hebben vaak gehoord van onderzoekers uit landen van herkomst dat ze niet weten wat er in Nederland aanwezig is aan koloniale collecties. Deze ondoorzichtigheid is te wijten aan een aantal factoren, variërend van een gebrek aan kennis van datamanagementsystemen die in Nederland worden gebruikt, tot het feit dat de taal en terminologie die in documentatie wordt gebruikt niet voor iedereen toegankelijk is. Bovendien stonden collectiebeherende instellingen in het verleden niet altijd open voor het delen van informatie en gegevens.

Toegankelijkheid kan ook belemmerd worden door ontoereikende of onvolledige documentatie van collecties of door het ontbreken van - of beperkte - digitalisering van collecties. Vooral in gevallen waar collecties uitgebreid zijn, zoals in etnografische musea, vormen grote datasets - zowel in aantal objecten als in beschikbare archiefgegevens - een uitdaging voor de gemakkelijke en efficiënte toegang tot deze collecties.

Objecten verzameld binnen de koloniale context, en hun bijbehorende archieven, kunnen verder verspreid zijn over verschillende instellingen. De verspreide aard van dergelijke gegevens kan bijdragen aan de ondoorzichtigheid ervan.

Hoe meet je toegankelijkheid?

Toegankelijkheid is geen schakelaar maar een schaal; je kunt niet stellen dat 'dataset X toegankelijk is' en 'dataset Y niet'. Om toegankelijkheid te definiëren zal het project metingen opstellen die betrekking hebben op relevante en oplosbare belemmeringen hiervan. De combinatie van deze metingen beschrijft de huidige staat van toegankelijkheid voor een dataset of combinatie van datasets. Meetgegevens voor de evaluatie van de FAIRness van gegevens (Findable, Accessible, Interoperable, Reusable) zullen als basis dienen voor deze evaluatie, net als de CARE-principes voor 'indigenous data governance'.

Voorbeelden van maatstaven die kunnen worden geselecteerd om toegankelijkheid te beschrijven zijn:

  • a) "Taal" gescoord met Nederlands (waarde 0), Engels (waarde 1) en Taal van herkomstland (waarde 2).
  • b) "Staat van collectie" gescoord met niet-gedigitaliseerd (waarde 0), gedigitaliseerd (waarde 1).
  • c) "Formaat" gescoord met Afbeelding (waarde 0), Transcriptie (waarde 1), Gestructureerde data (waarde 2), Linked Data (waarde 3).
  • d) Enz.

Deze metingen maken de mate waarin een dataset toegankelijk is enigszins tastbaar. Ze kunnen handmatig worden gemeten via formulieren of geautomatiseerde processen. De resultaten laten een deel van de voortgang van het project zien en worden gerapporteerd aan belanghebbenden. Bovendien helpen ze dataleveranciers (musea, archieven, etc.) om prioriteit te geven aan curatie- en verrijkingsactiviteiten die direct ten goede komen aan de toegankelijkheid van hun datasets.