Beschrijving
Vanaf het laatste decennium van de zestiende eeuw dreven scheepvaarders uit de Nederlanden, in navolging van Portugezen, handel aan de West-Afrikaanse kust. Om Nederlandse handelaren aldaar bescherming te bieden besloten de Staten-Generaal in 1612 een fort te bouwen bij de plaats Moree in het rijk Asebu aan de Goudkust, waarvoor een overeenkomst werd gesloten met de lokale vorst. In 1637 werd het kasteel van Elmina door de West-Indische Compagnie (WIC) veroverd op de Portugezen, die uiteindelijk in 1642 geheel van de Goudkust werden verdreven. Halverwege de zeventiende eeuw kreeg de WIC concurrentie van Zweedse, Brandenburg-Pruisische, Deense en Engelse handelscompagnieën, waarvan een eeuw later alleen de laatste twee waren overgebleven. Denemarken en Nederland verkochten in respectievelijk 1850 en 1872 hun bezittingen aan de Goudkust aan het Verenigd Koninkrijk, dat de beide bezittingen inlijfde bij zijn kroonkolonie Goudkust. Deze Britse kroonkolonie werd in 1957 onafhankelijk als de Republiek Ghana.
Aan de Goudkust werd in de zeventiende eeuw vooral goud en ivoor verhandeld, maar vanaf de achttiende eeuw overheerste de handel in Afrikaanse slaafgemaakten steeds meer. Van de meer dan 550.000 slaafgemaakten die door Nederlandse slavenhandelaren over de Atlantische Oceaan werden vervoerd, waren ongeveer 126.000 afkomstig van de Goudkust. Denemarken nam in 1792 een wet aan die handel in slaafgemaakten vanaf 1803 verbood. In 1807 volgde het Verenigd Koninkrijk en in 1814 uiteindelijk ook Nederland. Het West Africa Squadron van de Britse Royal Navy handhaafde vanaf 1808 dit verbod voor de West-Afrikaanse kust.
Verzamelingen afkomstig van de Goudkust
Dit adinkradoek, in 1825 naar Nederland gezonden, geldt als het op een na oudste bekende adrinkradoek ter wereld (Wereldmuseum)
Naast handelswaar werden er vanaf het eerste moment ook kunstvoorwerpen, etnografica en natuurhistorische objecten naar Europa verscheept. Het verzamelen van etnografische voorwerpen uit Afrika had zijn oorsprong in de kunst- en rariteitenkabinetten van de late zestiende eeuw. De verzameling etnografische voorwerpen die de Enkhuizer arts Bernardus Paludanus vanaf 1580 in zijn woonhuis tentoonstelde is daarvan een bekend voorbeeld. Paludanus' verzameling werd na zijn dood verkocht en belandde uiteindelijk in Denemarken, waar delen zich nog bevinden in het Nationalmuseet in Kopenhagen. Van een andere vroege verzameling West-Afrikaanse kunstvoorwerpen, namelijk die van het Leids Anatomisch Theater, is alleen de huidige locatie bekend van de voet van een zoutvat dat waarschijnlijk afkomstig is uit het huidige Sierra Leone. Dit voorwerp, met inventarisnummer RV-1131-1, bevindt zich nu in de collectie van het Wereldmuseum Leiden.
Vanaf de negentiende eeuw werden koloniale ambtenaren op de Goudkust aangespoord om te verzamelen voor Nederlandse rijksmusea. Vlak voordat Herman Willem Daendels in 1815 als gouverneur naar de Goudkust zou vertrekken vroeg de directeur van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden hem om voorwerpen bijeen te brengen voor zijn museum. Toen het schip waarmee Daendels was uitgezonden in Nederland terugkeerde bleek er inderdaad een collectie 'zeldzaamheden' verzameld, bestaande uit zowel levende dieren als natuurhistorische en etnografische objecten. Een ceremoniële wandelstok van buffelhoorn die door Daendels' voorganger was geschonken kwam na de opheffing van het Kabinet in de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam terecht.
Gouverneurs Last en Nagtglas zonden in respectievelijk 1825 en 1860 verzamelingen voorwerpen aan het Kabinet van Zeldzaamheden. Ook de geschenken van Asantehene (koning van Asante) Kwaku Dua I Panyin aan koning Willem I, waaronder een gouden pijp, werden in 1837 door de laatste aangeboden aan het Kabinet van Zeldzaamheden. De gewezen officier van gezondheid J.S.G. Gramberg, die aan de Goudkust een katoenplantage had opgezet en in Nederland het boek Schetsen van Afrika's Westkust had gepubliceerd, schonk het kabinet in 1860 een verzameling voorwerpen uit West-Afrika. In 1874 schonk ten slotte het ministerie van Koloniën een aantal voorwerpen die bij de overdracht van de bezittingen aan het Verenigd Koninkrijk waren beschouwd als 'minder geëigend om in vreemde handen over te gaan'. Hieronder bevond zich de ivoren commandostaf van de directeur-generaal van de WIC in Elmina.
Gouverneur Nagtglas heeft ook een verzameling voorwerpen nagelaten aan het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.
Natuurhistorische verzamelingen
Koloniale ambtenaren aan de Goudkust verzamelden ook voor het in 1820 opgerichte Rijksmuseum van Natuurlijke Historie. In 1822 had oprichter en directeur Coenraad Jacob Temminck bij de minister van Koloniën weten te bereiken dat een preparateur uit zijn museum, Andreas Joseph Baierlein, werd aangesteld als officier van gezondheid aan de Goudkust, met als bijkomende taak om naturalia te prepareren en op te zenden naar Nederland. Baierlein overleed echter vrijwel onmiddellijk na aankomst. In 1840 waagde Temminck met de uitzending van preparateur Hendrik Severinus Pel een nieuwe poging. Pel zou tussen 1840 en 1855 tien zendingen naar het museum sturen.
Het museum ontving in 1857 een zending van gouverneur Van den Bossche en tussen 1859 en 1862 vier zendingen van gouverneur Nagtglas.
Herkomstonderzoek
In opdracht van het Nationaal Archief verscheen in 2007 de archiefgids Sources for the Mutual history of Ghana and the Netherlands van de hand van Michel Doortmont en Jinna Smit. In deze gids wordt een uitputtend overzicht gegeven van de archieven die betrekking hebben op de Nederlandse koloniale aanwezigheid aan de Goudkust. Van grote waarde is het omvangrijke archief van de Nederlandse Bezittingen ter Kuste van Guinea, 1658-1872, dat volledig is gedigitaliseerd.
Voor onderzoek naar de zendingen aan het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden kunnen de aanbevelingen in de zoekhulp van dat museum worden opgevolgd. Op de archiefwebsite van Naturalis zijn stukken te vinden die te maken hebben met de verzameling van naturalia aan de Goudkust, waaronder correspondentie tussen de directie van het museum en verzamelaars Baierlein, Pel, Van den Bossche, Nagtglas, Hens en Elias.